Testen 91

Vorige Volgende A - A +

Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!

1.	Hij leest.	läser.
2.	Er is hier een feest aan de gang.	Här en fest.
3.	Mijn man wast de auto.	Min tvättar bilen.
4.	Heb je al plannen voor dit weekend?	Har du något för i slutet av veckan?
5.	Ik heb geen lepel.	Jag ingen sked.
6.	Zijn er nog twee plaatsen vrij?	det två lediga platser kvar?
7.	Heeft u een plattegrond voor mij?	Har ni en stadskarta mig?
8.	Nee, liever een andere keer.	Nej, hellre annan gång.
9.	Ik heb enveloppen en briefpapier nodig.	behöver kuvert och brevpapper.
10.	De man danst en lacht.	dansar och skrattar.