Testen 50

Vorige Volgende A - A +

Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!

1.	We zijn op school.	आपण सर्व / आम्ही (आत्ता) शाळेत आहोत.
2.	De vijfde dag is vrijdag.	पाचवा दिवस शुक्रवार.
3.	We hebben wortelen en tomaten nodig voor de soep.	आम्हाला सूपसाठी गाजर टोमॅटोंची गरज आहे.
4.	Ik ben vertaler.	एक अनुवादक आहे.
5.	Hier is mijn bagage.	हे सामान.
6.	Wanneer gaat de volgende trein naar Berlijn?	बर्लिनसाठी पुढची कधी आहे?
7.	Laat maar zitten, de rest is voor u.	ठीक आहे, राहिलेले पैसे तुम्ही.
8.	Wat speelt er vanavond in de schouwburg?	आज संध्याकाळी थिएटरवर सादर होणार आहे?
9.	Laat ons naar het zwembad gaan.	आपण जलतरण तलावात जाऊ का?
10.	bang zijn