Testen 23

Vorige Volgende A - A +

Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!

1.	de zus	sœur
2.	Het is drie uur.	Il est trois .
3.	De banden zijn zwart.	Les pneus noirs.
4.	Hier zijn de glazen, de borden, en de servetten.	Voici les verres, les et les serviettes.
5.	Zie je die brug daar?	Vois-tu le ?
6.	Toast met worst en kaas?	Des toasts avec de la saucisse et du ?
7.	Is het hier gevaarlijk?	Est-ce que c’est dangereux ?
8.	Wie heeft dat gebouw gebouwd?	Qui a construit bâtiment ?
9.	Kun je een surfplank huren?	Est-ce qu’on peut une planche de surf ?
10.	Ik zoek een banketbakkerij om een taart te kopen.	cherche une pâtisserie pour acheter une tarte.