50 languages

Date:
Test Number:
Score:
Time spent on test:
Beginner:


05/18/2024
1
0
0:00 sec
Yes
Testen 1
Willekeurig
Ga naar testnummer:

0/10

Klik op een woord!
1.ik en jijyo y  
2.een, twee, drieuno, dos,  
3.Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.Al niño / A la niña le el cacao y el zumo de manzana.  
4.De afwas is vuil.La está sucia.  
5.Ik wil graag naar de luchthaven.Me ir al aeropuerto.  
6.Houd je van varkensvlees?¿Te gusta carne de cerdo?  
7.Waar is de bushalte?¿ está la parada del autobús?  
8.Waar is het kasteel?¿Dónde está castillo?  
9.Neem zonnecrême mee.Lleva solar (contigo).  
10.Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.( ) necesito un taladro y un destornillador.  
tres
gustan
vajilla
gustaría
la
Dónde
el
crema
Yo