50 languages

Date:
Test Number:
Score:
Time spent on test:
Elementare:


12/27/2025
90
0
0:00 sec
Yes

Test 90

Random
Vai al numero del test:

0/10

Clicca una parola!
1.Tu leggi.Jij .  
2.Bevi acqua con ghiaccio?Drink je met ijs?  
3.Io pulisco il bagno.Ik de badkamer schoon.  
4.Mi dispiace, domani non posso.Het me, maar morgen lukt me niet.  
5.Mi manca un coltello.Ik heb mes.  
6.Quando parte il prossimo aereo per Roma?Wanneer gaat het volgende toestel Rome?  
7.Dove si trova l’ente per il turismo?Waar is VVV kantoor?  
8.Glielo faccio vedere / insegno io. laat het u zien.  
9.Dove sono gli articoli da ufficio? zijn de kantoorartikelen?  
10.Io disegno gli occhi e la bocca.Ik ben de ogen de mond aan het tekenen.  
leest
water
maak
spijt
geen
naar
het
Ik
Waar
en