TEST 90: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
bewaakte - boodschap - doorgeven - groen - iemand - inschakelen - komen - met - mij - moest - strijkijzer - vernemen - wereld - zijn - één -
1. Handel treiben mit >
handel drijven
2. Kann ich eine Plastiktüte haben? >
Hebt u een plastic tas voor
?
3. Seine intellektuellen Fähigkeiten sind toll. >
Zijn intellectuele capaciteiten
geweldig.
4. jemanden nach Hause begleiten >
thuis brengen
5. den Strom einschalten >
de stroom
6. Wie hoch ist die Prämie für die Versicherung für eine Woche? >
Hoeveel kost een verzekering voor
week?
7. Hier in der Nähe gibt es einen bewachten Parkplatz. >
Er is een
parkeerplaats hier in de buurt.
8. eine Neuigkeit erfahren >
een nieuwtje horen / een nieuwtje
9. Bitte hinterlassen Sie ihm eine Nachricht! >
Wilt U hem een
doorgeven, alstublieft!
10. Bitte hinterlassen Sie ihm eine Nachricht! >
Wilt U hem een boodschap
, alstublieft!
11. ums Leben kommen >
om het leven
12. grün anstreichen >
verven
13. Du hast das Bügeleisen angelassen. >
Jij hebt de strijkbout / het
aan laten staan.
14. Du solltest dich schämen! >
Je
je schamen!
15. auf die Welt kommen >
op de
komen
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.