TEST 89: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
Handen - belang - beschutting - boven - heet - hem - hoogte - maar - mond - opgeven - schenken - snijdt - steken - vals - verwarming -
1. Hände weg! >
thuis!
2. falsch singen >
zingen
3. ganz zu schweigen von >
om
te zwijgen van
4. Schutz suchen >
schuilen /
zoeken
5. den Mund halten >
je
houden
6. sich lustig machen über >
de draak
met
7. Wie heißt er doch gleich? >
Hoe
hij ook alweer?
8. siehe oben >
zie
9. Dieses Messer schneidet nicht. >
Dit mes
niet.
10. eine Aufgabe stellen >
een taak
/ een taak stellen
11. Bitte hinterlassen Sie ihm eine Nachricht! >
Wilt U
een boodschap doorgeven, alstublieft!
12. in ein Glas gießen >
in een glas
13. ins Gewicht fallen >
van
zijn
14. Ist die Heizung im Preis inbegriffen? >
Is
in de prijs inbegrepen?
15. auf dem laufenden sein >
op de
zijn
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.