TEST 73: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
badkamers - griep - karakter - kiosk - leidt - mag - niets - over - prijzen - rechtvaardige - scheldwoorden - schrijven - tegen - wegwijzer - zelfde -
1. Fährst du beide Male die gleiche Strecke? >
Neem je de
route heen en terug?
2. das führt zu nichts >
dat
tot niets
3. Lass das meine Sorge sein! >
Laat dat maar aan mij
!
4. Ich habe Fieber / Erkältung / Durchfall. >
Ik heb koorts /
/ diarree.
5. sein Wesen gefällt mir >
zijn manier van doen staat mij aan / ik hou van zijn
6. Weiter vorn steht ein Wegweiser / ein Schild. >
Verderop staat een
/ een bord.
7. wider Erwarten >
verwachting
8. Die Badezimmer waren unhygienisch. >
De
waren onhygiënisch.
9. die Preise steigen >
de
stijgen
10. Sie dürfen den Wagen hier nicht stehenlassen. >
U
de auto hier niet laten staan.
11. Biegen Sie in die Straße nach dem Zeitungskiosk ein. >
U moet de straat na de
inslaan.
12. eine gerechte Sache >
een
zaak
13. alles war umsonst >
alles was voor
14. in ein Heft schreiben >
in een schrift
15. grobe Worte / Schimpfwörter >
grove woorden /
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.