TEST 62: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
Spinazie - allergie - bezaaid - daar - gewoonte - graden - kaartjes - lijn - missen - neus - oog - slapen - toegang - uur - vingers -
1. Möhren, Blumenkohl, Spinat, Petersilie. >
Worteltjes. Bloemkool.
. Peterselie.
2. das Ziel verfehlen >
het doel
3. Ich möchte meine Karten abbestellen. >
Ik wil mijn
afbestellen.
4. Der Himmel ist voller Sterne. >
De nachtelijke hemel is
met sterren.
5. Betreten / Zutritt / Eintritt verboten! / Zugang untersagt! >
Verboden
!
6. die Gewohnheit haben / gewöhnt sein zu >
gewend zijn om / de
hebben
7. Wie komme ich am besten dorthin? >
Wat is de beste weg om
te komen?
8. tief / fest schlafen >
diep / vast
9. Sind Sie allergisch? >
Bent u allergisch? / Hebt u last van
?
10. eine Linie ziehen >
een
trekken
11. mit bloßem Auge >
met het blote
12. immer der Nase nach >
je
steeds maar achterna / steeds maar rechtuit
13. an den Fingern abzählen >
op de
natellen
14. es schlägt fünf Uhr >
het is precies vijf
15. Es sind fünfzehn Grad über Null. >
Het is vijftien
boven nul.
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.