Deutsch - Niederländisch Test 61 - Goethe-Tests Fortgeschrittene

TEST 61: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!

Duitse - Verboden - aanwezig - drie - mijn - mis - moeite - nachtelijke - olie - rivier - tevoren - tot - twee - veel - zitten -

1. lange brauchen, um zu / viel Zeit verwenden auf > tijd besteden aan
2. das Haus ist drei Stockwerke hoch > het huis is verdiepingen hoog
3. Der Himmel ist voller Sterne. > De hemel is bezaaid met sterren.
4. Betreten / Zutritt / Eintritt verboten! / Zugang untersagt! > toegang!
5. deutsches Erzeugnis > Duits produkt / makelij / gemaakt in Duitsland
6. sich wenden an / sich richten an > zich richten
7. Wie heißt dieser Berg / Fluss? > Hoe heet deze berg / ?
8. Hier ist mein Reisepass. > Hier is paspoort.
9. ein zweistöckiges Haus > een huis met verdiepingen
10. Sind Benzin und Öl im Preis enthalten? > Zijn benzine en inbegrepen in de prijs?
11. im Irrtum sein > zich vergissen / het hebben
12. am Tag vorher / tags zuvor > daags
13. es ist der Mühe wert > het is de waard
14. Es sind Löcher drin. > Er gaten in.
15. zur Stelle sein > ter plaatse zijn / present zijn / zijn