TEST 30: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
deftig - gezonde - het - hospita - kijken - mijn - ogen - ontwikkelen - plezier - raadplegen - realiseren - tent - verf - vloeiend - wil -
1. Darf ich meinen Wagen neben dem Zelt abstellen? >
Mag ik de auto naast de
zetten?
2. Lass mal sehen! >
Laat eens
! / Wacht eens! / Even denken!
3. Ich möchte das per Express / Einschreiben schicken. >
Ik
dit graag per expresse / aangetekend versturen.
4. seine Pläne verwirklichen >
zijn plannen
5. jemandem die Freude verderben >
iemands
bederven
6. der gesunde Menschenverstand >
het
verstand
7. Hier ist mein Führerschein. >
Hier is
rijbewijs.
8. Diese Wirtin sieht sehr nett aus. >
Deze
ziet er aardig uit.
9. ein feiner Mensch >
een fijn mens / een
mens
10. einen Film entwickeln >
een film
11. fließend sprechen >
spreken
12. im Telefonbuch nachsehen >
het telefoonboek
/ opzoeken in het telefoonboek
13. An wem liegt es? / Wer ist schuld? >
Wiens schuld is
?
14. unter vier Augen >
onder vier
15. Frisch gestrichen! >
Nat! / Natte
!
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.