TEST 21: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
beschaafd - best - bijzonderheden - familiekring - gelegenheid - koop - medelijden - mineraalwater - slechtgehumeurd - sloot - smaakt - veranderd - verkeerd - verplegen - verschillende -
1. falsch verbunden >
verbonden
2. das ist wohl möglich / das mag sein >
dat kan wel zo zijn / dat kan
/ dat is heel goed mogelijk
3. über einen Graben springen >
over een
springen / over een greppel springen
4. schlechter Stimmung sein >
zijn
5. die Gelegenheit verpassen >
de kans / de
voorbij laten gaan
6. Wie schmeckt's? >
Hoe
het?
7. ein gebildeter Mensch >
een ontwikkeld /
mens
8. einen Kranken pflegen >
een zieke
/ een zieke verzorgen
9. alles bleibt beim alten >
er is niets
10. Als erstes hätte ich gern gemischte Vorspeisen. >
Als voorafje wil ik graag
voorgerechten.
11. im Kreise der Familie >
in
/ in de huiselijke kring
12. ins Einzelne gehen >
op
ingaan
13. Bringen Sie mir ein nicht zu kaltes Mineralwasser. >
Mag ik een glas
dat niet te koud is?
14. zum Verkauf anbieten >
te
aanbieden
15. aus Mitleid für >
uit
voor
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.