TEST 19: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
Kunt - Wees - aardig - bij - fiets - geen - honden - hoofdpijn - iets - komt - lijn - opmaken - vermogen - verstand - ziet -
1. Haben Sie einen Ausweis bei sich? >
Hebt u een legitimatiebewijs
u?
2. das hat keinen Sinn / Zweck / das nützt nichts >
dat heeft
zin
3. Ich habe Kopfschmerzen und Rückenschmerzen. >
Ik heb
en pijn in mijn rug.
4. Seien Sie willkommen! >
Welkom! /
welkom!
5. der gesunde Menschenverstand >
het gezonde
6. Verbinden Sie mich mit ... >
u mij doorverbinden met ...
7. Wie kommt es, dass ... ? >
Hoe
het dat ... ?
8. ein Vermögen verdienen >
een
verdienen
9. eine krumme Linie >
een kromme
10. Mit Hunden kein Zutritt! >
Verboden voor
!
11. Irgend etwas stimmt nicht mit dem Motor. >
Er is
mis met de motor.
12. Es ist ziemlich riskant. >
Het is tamelijk riskant. / Het is
riskant.
13. es sieht nach Regen aus >
het
eruit, of we regen krijgen
14. Würden Sie bitte die Rechnung fertig machen? >
Wilt u de rekening
alstublieft?
15. aufs Rad steigen >
op de
stappen
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.