Deutsch - Niederländisch Test 17 - Goethe-Tests Fortgeschrittene

TEST 17: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!

aanbevolen - afvegen - bescherming - besteden - beurt - bijdrage - doen - gestreken - huilen - rijden - sluiten - verstandig - vertaling - voorafje - zilver -

1. Haben Sie eine Übersetzung von diesem Buch? > Hebt u een van dit boek?
2. lange brauchen, um zu / viel Zeit verwenden auf > veel tijd aan
3. Ich glaube, Sie sind an der Reihe, mein Herr. > Ik geloof, dat U aan de bent, Mijnheer.
4. Schritt fahren! > Stapvoets !
5. Meine Lieblingsfarben sind Gold und Silber. > Mijn lievelingskleuren zijn goud en .
6. vernünftig reden > praten
7. Ihre Firma wurde uns durch ... empfohlen. > Uw firma werd ons door ... .
8. sich das Gesicht abwischen > zijn gezicht
9. Die Bremsen funktionieren nicht richtig. > De remmen het niet goed. / De remmen werken niet goed.
10. Wie hoch ist die Gebühr pro Person? > Wat is de per persoon?
11. Als erstes hätte ich gern gemischte Vorspeisen. > Als wil ik graag verschillende voorgerechten.
12. Um wie viel Uhr öffnen / schließen die Banken? > Hoe laat gaan de banken open? / Hoe laat de banken?
13. in Schutz nehmen > in nemen
14. Bring das Kind nicht zum Weinen! > Maak dat kind niet aan het !
15. Es ist nicht ordentlich gebügelt. > Het is niet goed .