TEST 99: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
Prettige - beetje - drie - eiland - gistermorgen - heeft - kaartje - komend - leer - lekke - morgenavond - tevreden - uitzien - weer - willen -
1. nächstes Jahr >
jaar / volgend jaar
2. Ich möchte gern ein Hemd kaufen. >
Ik zou graag een overhemd
kopen.
3. Ich möchte gerne für heute abend eine Karte haben. >
Ik zou graag een
voor vanavond willen hebben.
4. gestern Morgen >
5. Sie hat ein Taxi genommen. >
Zij
een taxi gehuurd.
6. Sie müssen in drei Monaten wieder ausreisen. >
In drie maanden moet u het land
verlaten.
7. ein wenig Geduld >
een
geduld
8. eine Reifenpanne haben >
een
band hebben / panne hebben
9. Bleiben Sie drei Tage im Bett. >
U moet
dagen bed houden.
10. morgen Abend >
11. Fröhliche Weihnachten! >
Vrolijk kerstfeest! /
kerstdagen!
12. auf einer Insel >
op een
13. zufrieden sein mit >
zijn met
14. aus Leder >
van
15. gut aussehen >
er goed
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.