TEST 75: Deutsch - Niederländisch
Zieh das Wort in die Lücke!
Hebt - Hebt - Mijn - bekend - broer - doen - eeuw - examen - iets - lol - meeste - niets - rijden - trein - zoete -
1. Haben Sie Zigaretten ohne Filter? >
U sigaretten zonder filter?
2. Haben Sie ein Telefonbuch? >
u een telefoonboek?
3. Wann geht der nächste Zug nach ... ? >
Wanneer gaat de volgende
naar ... ?
4. ich bin hier fremd >
ik ben hier niet
5. Ich möchte gern etwas Kleineres. >
Ik wil graag
kleiners.
6. Ich möchte süßen Rotwein. >
Ik wil graag een
rode wijn.
7. Mein Großvater ist neunzig. >
grootvader is negentig.
8. mein jüngerer Bruder >
mijn jongere
9. Meine Prüfung ist morgen. >
Mijn
is morgen.
10. die meisten Leute >
de
mensen
11. Ein Jahrhundert hat hundert Jahre. >
Er zijn honderd jaren in een
.
12. Bitte fahren Sie langsamer! >
Kunt U wat langzamer
, alstublieft?
13. so tun, als ob >
alsof
14. er tut nichts >
hij doet
15. aus Spaß / zum Spaß >
voor de
Copyright © 1997-2012 by Goethe-Verlag GmbH München, Germany
All rights reserved. Siehe
LIZENZ-VEREINBARUNG
KOSTENLOS zum privaten Gebrauch, für öffentliche Schulen und für nicht-kommerzielle Zwecke.