Ordforråd

Frukt   »   Fruit

de amandel

en mandel

de appel

et eple

de abrikoos

en aprikos

de banaan

en banan

de bananaschil

et bananskall

het bes

et bær

de braam

et bjørnebær

de bloedsinaasappel

en blodappelsin

de bosbessen

et blåbær

de kers

et kirsebær

de vijgenboom

en fiken

het fruit

ei frukt

de fruitsalade

en fruktsalat

de vruchten

en frukt

de kruisbes

et stikkelsbær

de druif

ei vindrue

de grapefruit

en grapefrukt

de kiwi

en kiwi

de citroen

en sitron

de limoen

en lime

de lychee

en litchi

de mandarijn

en mandarin

de mango

en mango

de meloen

en melon

de nectarine

en nektarin

de sinaasappel

en appelsin

de papaja

en papaya

de perzik

en fersken

de peer

ei pære

de ananas

en ananas

de kwets

ei sviske

de pruim

ei plomme

de granaatappel

et granateple

de cactusvijg

en kaktusfersken

de kweepeer

en kvede

de framboos

et bringebær

de aalbes

et solbær

de stervrucht

en stjernefrukt

de aardbei

et jordbær

de watermeloen

en vannmelon
Gå tilbake